Klooster
Bij het Spui, aan het einde van de huidige Grote Markstraat, stond in de middeleeuwen het tweede Haagse nonnenklooster. Dit kloostercomplex, dat de Heilige Maria als patrones had, lag in de hoek tussen Spui en Poten. In feite was het een afsplitsing van het Elizabethsklooster aan de Grote Markt, want het dankte zijn ontstaan aan de mijdracht (tweedracht) die in 1463 binnen de gelederen van de zusters (bagijnen) was gerezen. Een deel van de zusters vertrok daarop en stichtte, op paar honderd meter afstand, een nieuwe gemeenschap genaamd Sint Maria in Galilea, bijgenaamd Convent in de Poten.
Het terrein waarop dit klooster was gelegen, werd ongeveer begrensd door de tegenwoordige straten Lange Poten, Spui, Houtmarkt en Korte Houtstraat. De kapel kwam uiteindelijk bij de hoek van de Poten met de Korte Houtstraat te staan. Na de protestantse Hervorming onderging het klooster hetzelfde lot als dat van St. Elisabeth: de gebouwen werden al in 1572 afgebroken. De braakliggende grond werd daarna verkocht en bebouwd. Tegelijkertijd werden ook op de omliggende grond straten aangelegd (zoals de Kalvermarkt).
De straat
In 1634 werd de straat, die toen nog Zusterstraat genoemd werd, verlengd na demping van een gracht. In de achtiende eeuw was in de Bagijnestraat de bekende porseleinfabriek van vader en zoon Anton en Johann Lijncker gevestigd. Het porcelein werd geïmporteerd uit Duitsland en de Zuidelijke Nederlanden en in Den Haag op hoog niveau beschilderd.
Verder woonden in die tijd Isaac Louis en Karel La Fargue in de straat. Het kunstenaarsgezin La Fargue vormde een soort van familieatelier. De familie maakte onder meer de prenten die nu een goed beeld geven van het leven in de achtiende eeuw.
Ontucht
In de loop der jaren verslechterde de status van de straat steeds meer. Tot ver in de negentiende eeuw werd de straat in de volksmond Bagijnjacht of kortweg 't Jach genoemd, een verwijzing naar de welig tierende prostitutie.
De beruchte Bagijnestraat vormde de grens tussen twee werelden. Aan de ene kant de deftige Poten en aan de andere kant de volksbuurt, die de Kalvermarkt met Turfmarkt en zijsleuven toen vormde. Op de plaats waar nu een gebouw van het ministerie van defensie staat, lag een hofjesbuurt van bedenkelijk allooi. Het was feitelijk de rosse buurt van Den Haag.
Er waren louche dans- en bierhuizen, waar stevig werd gedronken en vechtpartijen aan de orde van de dag waren. De sloppen Engelsche Poort, Schapensteeg en de Kleine Bagijnestraat kwamen uit op de Bagijnestraat. Deze sloppen en gangen boden criminelen indien nodig een veilige vluchthaven.
Die oude Bagijnestraat had een aftakking naar het Spui, die verdween bij de aanleg van de Grote Marktstraat en de sloop van de vroegere Kalvermarkt in het begin van de jaren 1920.
Liefdadigheid
In het laatste kwart van de negentiende eeuw schoten verenigingen uit de grond die als doel hadden de bekering van individuen en herkerstening van de samenleving. Zo ook in de Bagijnestraat.
De stichting van een wijkgebouw in de straat van de 'Vereeniging: opstanding en leven' was het werk van de bekende politicus Groen van Prinsterer. Tegelijkertijd begon de 'Vereeniging: Bidt en werkt' (1870) zondagsscholen in achterbuurten te openen.
W. Baron van Doorn van Westkapelle leidde geregeld evangelisatiebijeenkomsten in het gebouw 'Opstanding en Leven'. En op 1 maart 1880 werd de vereniging Patrimonium met de zinspreuk 'Onze hulp is in den Naam des Heeren' opgericht.
Deze goed bedoelende organisaties konden echter slechts beperkt invloed uitoefenenen op de beroerde leefomstandigheden van de bewoners. De sprong vooruit kwam pas toen de welvaart in de twintigste eeuw ging stijgen.
20e eeuw
De woningwet van 1901 moest een einde gaan maken aan de verpauperde straten, maar de financiën vormden een geduchte hinderpaal. Het kwam echter goed uit wanneer een broodnodige sanering gecombineerd kon worden met andere infrastructurele werken. De aanleg van de Grote Marktstraat was dus een mooie aanleiding om gelijk de omgeving aan te pakken. De afbraakwerkzaamheden voor dit project begonnen in 1920 op kleine schaal bij de Bagijnestraat.
De Kleine Bagijnestraat was een zijstraat van de Bagijnestraat die vanaf het Spui liep. In de jaren 1920 werd deze Kleine Bagijnestraat volledig afgebroken. De naam Kleine Bagijnestraat verviel officieel op 16 maart 1931.
Een aantal panden aan het begin van de (gewone) Bagijnestraat werd rond 1910 neergezet. Deze konden blijven staan, de rest van de straat werd ook afgebroken. De later nieuw aangelegde straat volgde ongeveer hetzelfde tracé als de oude Bagijnestraat.
Ministerie
De rijksbouwmeester G. Friedhoff ontwierp in de jaren vijftig van de vorige eeuw het ministerie van Defensie aan de Kalvermarkt. De korte gevel van dit ministerie beslaat een flink stuk van het begin van de Bagijnestraat. Op huisnummer 40 is een zeventiende-eeuwse zandstenen poort van de geschutsgieterij ingebracht. Deze poort is afkomstig van de Kanongieterij aan de Nieuwe Uitleg, Kanonstraat. Dit zeventiende-eeuwse pand van Pieter Post werd in 1945 platgebombardeerd. Elementen uit dit gebouw zijn in het ministerie verwerkt.
Heden
De Bagijnestraat loopt vanaf de Kalvermarkt naar de Lange Poten in de wijk Uilebomen (Centrum). De huisnummers 1 t/m 11 werden van 1908-1910 gebouwd. Huisnummer 12 stamt uit 1900. Nr 15 komt uit 1920 en 21 uit 1958. De huisnummers 23en25 werden in 1931 neergezet. Op nummer 40 zit het ministerie van Defensie. Van de overige huisnummers in de straat ontbreken de gegevens bij het Haagse kadaster.
Niet te verwarren met de Grote of Wijde Bagijnestraat.
In de zeventiende eeuw stond de Bagijnestraat al bekend als een prostitutiecentrum. De bekende Haagse wetenschapper Constantijn Huygens schreef er een gedichtje over.
Veel vrouwen, veel meisjes, en halve ook
Zijn in dit hoekje te vinden.
Zooals 't nu is, zoo was 't altijd,
Verzeker 't u, mijn vrinden.
Door alle eeuwen heen, meldt ons de faam,
Was ik wel heilig, maar in naam.
Den Haag, Zuid-Holland.
Nederland ,2511 CK