Adriaan van der Veen
Ook wie in Venray, Limburg is geboren, zijn jeugd in Schiedam heeft doorgebracht, kan een soort Hagenaar worden die zich met de stad verbonden is gaan voelen.
Haagse herinneringen
Het toeval is hierbij, zoals meestal in het leven, van grote betekenis geweest. Als mijn literaire mentor, de dichter en tijdschriftleider Jan Greshoff mij niet uit Schiedam naar Brussel had gehaald, waar ik gedurende ongeveer 2 jaar als zijn secretaris artikelen voor de NRC en Het Vaderland mocht schrijven, was ik nooit in Den Haag beland.
Via zijn vriend Menno ter Braak zorgde hij ervoor dat ik redacteur kon worden van Het Vaderland, de ideale leerschool voor een jonge schrijver, die Ter Braaks literaire kronieken toen al aandachtig volgde. Zonder Den Haag en Het Vaderland had ik nooit de Amerikaanse studente Alvena Seckar ontmoet, die op een reis door Europa ons landje aandeed en mij ertoe verleidde haar begin ’40 naar Amerika te volgen.
In Den Haag heb ik dus ook in alle ernst de liefde leren kennen en door mijn verblijf in Amerika mijn visie op de wereld flink kunnen verruimen. Toen ik in ’46, niet met Alvena, maar met mijn Amerikaanse vrouw Jeanette Ie Messurier en ons jonge zoontje naar Nederland terugkeerde, heb ik mij alweer toevallig in Den Haag kunnen vestigen.
Het zou eerst Amsterdam of Rotterdam zijn geworden. De laatste stad leek mij onaantrekkelijk, maar aangezien ik na enkele maanden was benoemd tot redacteur letteren van de NRC, vrijwel onvermijdelijk. Dank zij Maarten Rooy, de uitmuntende hoofdredacteur in die tijd die zelf in Heemstede woonde, kon ik in Den Haag blijven, waar we eerst bij vrienden van Greshoff onderdak hadden gevonden, waarna we iets huurden in Marlot. Haagser kon al niet, zoals we onder meer weten door het grappige en navrante verhaal ’De meisjes van Marlot’ van Helga Ruebsamen.
![]() |
De Nieuwe uitleg toen Adriaan van der Veen er woonde in de jaren 1930. Met rechts het gebouw van de Hogere Krijgsschool (de voormalige kanongieterij). Dit is vanaf 2015 het hoofdbureau van politie. |
Riche was ook het ontmoetingspunt als Jan Greshoff uit Brussel over Carkwam en af en toe E.du Perron nadat hij met zijn vrouw, de begaafde essayiste Elisabeth de Roos, in Parijs was gaan wonen. Tot mijn vertrek naar Amerika in februari ’40, zo kort voor zijn dood en die van Ter Braak, heb ik du Perron, na zijn terugkomst uit Indië, dikwijls opgezocht in zijn flat aan de Laan van Meerdervoort vóór hij naar Bergen vertrok, waar hij overleed.
![]() |
Clara Eggink |
Pas veel later, toen ik al terug uit New York, voorgoed in Den Haag was neergestreken, heb ik Bloem zo goed leren kennen dat ik hem Jacques kon noemen. Mij sprak hij met zijn aardige ironie vaak aan met Sir Adrian, om mijn vrouw Jeanette een plezier te doen. Zoiets viel van de achtenswaardige F. Bordewijk, die ook in Den Haag woonde, niet te verwachten. Daarvoor was hij veel te gereserveerd, hoewel hem de grote waardering van een jonge schrijver voor zijn groots oeuvre bepaald niet mishaagde.
![]() |
Het Indisch restaurant Garoeda aan de Kneuterdijk ging in oktober 2020, tijdens de Coronacrisis, failliet. Deze foto werd in februari 2019 gemaakt. |
![]() |
Albert Vogel was een Haagse voordrachtskunstenaar en publicist. |
Pulchri getuigt daarvan, zoals ook de Haagse Kunstkring die heel lang een bloeiende literaire sectie had, geleid door Albert Vogel. Wie zich daar gaat vervelen zal meestal snel in een van de populairste Haagse café’s belanden, de Posthoorn, waar onder meer schrijvers, acteurs en schilders zelden ontbreken, zoals voor de oorlog in ’Het Wachtje’, waar ik toen menig keer Simon Carmiggelt ontmoette in gezelschap van de grote acteur Paul Steenbergen.
In de Posthoorn zijn steeds wisselende tentoonstellingen te zien, zoals ook in een van de restaurants die in Den Haag voortdurend in de mode blijven, de Luden met de daarbij horende Brasserie Schlemmer is een betrekkelijk nieuwe aanwinst voor artistiek Den Haag, maar de dichter, essayist en politicus Aad Nuis, een van de steunpilaren van D’66, vind ik gewoonlijk toch in de Posthoorn als zijn parlementswerk dat toestaat.
![]() |
De Haagse acteur Paul Steenbergen speelde samen met Enny Meunier (Ophelia) tussen 1943 en 1945 Hamlet bij het Residentie Tooneel. |
Nog een schrijver en NRC-man, K. L. Poll woont al vele jaren in Den Haag. Toen de NRC met het Handelsblad samenging, nam hij het initiatief voor het wekelijks CS-Cultureel Supplement. Vanzelfsprekend heb ik lang nauw contact met hem gehad in mijn NRC-tijd in Den Haag, waar trouwens ook al lang de kort geleden afgetreden hoofdredacteur van NRC-Handelsblad W. Woltz woont, een van de opgewekste en minst pompeuze hoofdredacteuren van een belangrijke krant, die men zich kan voorstellen. Ook zijn voorganger A. S. Spoor koos Den Haag als woonplaats.
Een goede vriend uit de NRC-tijd werd J. L. Heldring, een bijna Hagenaar, die al jaren in Leidschendam woont. Hij heeft zich faam verworven met zijn rubriek ’Dezer dagen’. Een ruime keuze verscheen onlangs onder de bescheiden titel ’Een Dilettant’.
Nadenkend over literair Den Haag blijkt het steeds moeilijker ook nog recht te doen aan andere auteurs van belang die in de stad wonen, Margaretha Ferguson met haar Indische romans en verhalen, natuurlijk Helga Ruebsamen die met haar recente verhalenbundels veel opgang maakt. Jaap Harten is al net zo goed een van de talentrijke schrijvende Hagenaars. Zo zijn er meer.
![]() |
Kees van Kooten en Wim de Bie bij Bodega de Posthoorn in 2014. |
Het zou heel vreemd zijn geweest als ik zelf niet verscheidene romans had geschreven die in Den Haag spelen: ’Niet meer bang zijn’, ’Een Idealist, ’De boze vrienden’ en in zekere zin ook ’ln Liefdes naam’, al heb ik om niet al te persoonlijk te worden die roman laten spelen in San Francisco. Alleen ’Het wilde feest’ en ’Spelen in het donker’ zijn uit sluitend gebaseerd op Amerikaanse ervaringen, zoals ook het autobiografische ’Vriendelijke vreemdeling’. Overigens blijf ik in mijn voorkeur en in mijn Haagse herinneringen het meest betrokken bij de schrijvers om het tijdschrift Forum, met de Hagenaar Menno ter Braak als leidende figuur, naast du Perron en Vestdijk, die trouwens ook enkele jaren in Den Haag heeft gewoond. Van mijn jeugd af aan was ik verder een trouw lezer van die elegante Hagenaar, Louis Couperus en van de ten onrechte enigszins verwaarloosde Haagse tijdgenoot Marcellus Emants.
Toen op een lezing iemand mijn durf prees omdat ik mijzelf zo weg gaf in mijn romans (wat natuurlijk niet waar is, een schrijver fabuleert in de eerste plaats) moest ik denken aan wat ik over Emants had gelezen. Als hij na zijn roman ’Een nagelaten bekentenis’ door de Parkstraat liep, werd wel gezegd: "Daar loopt die man die zijn vrouw heeft vermoord.” Onzin, maarwel begrijpelijk van lezers die hun schrijvers aan hun fictieve woord willen houden. En dat fictieve woord bloeit zonder enige twijfel in het Den Haag van nu en van toen in velerlei literaire expressies.